Apneu |
Apneu is een medische term
voor een ademstilstand tijdens de slaap gedurende tenminste 10 seconden.
Indien er meer dan 10 tot 15 apneus optreden per uur, spreekt men van een
slaapapneusyndroom. Hierdoor daalt het zuurstofgehalte in de weefsels. |
Benauwdheid, |
Dit is niet hetzelfde als
zuurstoftekort. Oorzaken: luchtjes/geurtjes van andere mensen, stijgende
temperatuur, andere fysieke factoren. Ook kan er sprake zijn van
hyperreactieve (te heftig reagerende) luchtwegen. |
Bètablokkers |
Bètablokkers worden aan
hart- en vaatpatiënten voorgeschreven om het hart te ontlasten. Ook
mensen met een hoge bloeddruk krijgen ze vaak voorgeschreven. De belangrijkste effecten
van bètablokkers zijn:
De hartspier heeft voor
zichzelf minder zuurstof nodig waardoor het hart wordt ontlast. |
CCQ |
een korte
gezondheidsvragenlijst voor patiënten met COPD, longemfyseem of chronische
bronchitis. Doel: het meten van de gezondheidstoestand als gevolg van
luchtwegziekten. Door het meten van de gezondheidstoestand kunnen arts,
specialist en de patiënt zelf een goed inzicht krijgen in de ernst van de
symptomen en de beperkingen die dit met zich meebrengt. |
CO2 |
het afvalgas dat je
uitademt (kooldioxide) |
COPD |
chronische obstructieve
longziekte (aanhoudende vernauwing van de luchtwegen) waardoor je moeilijker
in- en vooral moeilijker uitademt. Het is een verzamelnaam voor chronische
bronchitis en longemfyseem. Bij Longfalen is er sprake van een
permanent zuurstoftekort |
Desaturatie |
is de medische term voor te
weinig zuurstof in je bloed. Er is sprake van desaturatie als de hoeveelheid
zuurstof minder is dan 90%. |
ECG (hartfilmpje) |
is een van de eerste
onderzoeken die iemand krijgt bij klachten in de borststreek. Een ECG maakt
een grafiek van de elektrische activiteit van het hart. |
Embolie |
een aandoening waarbij een
bloedpropje een bloedvat verstopt. Hierbij kan het achterliggende weefsel
geen zuurstof meer krijgen, waardoor het kan afsterven. Tijdens een longembolie
laat een bloedpropje een longslagader verstoppen. Dit zorgt ervoor dat er
minder zuurstofrijk bloed naar de longen kan gaan. De longen krijgen hierdoor
minder zuurstof, en ze zullen beschadigen met als gevolg benauwdheid en
dreigend zuurstoftekort. |
Emfyseem |
de longen zijn sterker dan
normaal uitgerekt en er gaan steeds meer longblaasjes stuk |
Fibrose |
vorming van littekenweefsel
in de longen waardoor de longen minder zuurstof opnemen |
Hartfalen |
combinatie van klachten en
verschijnselen die direct of indirect het gevolg zijn van een
tekortschietende pompfunctie van het hart: het hart kan het bloed niet meer
zodanig rondpompen dat het lichaam van voldoende bloed (dus aanvoer zuurstof
en voedingsstoffen, en afvoer afbraakproducten) wordt voorzien. |
Hyperinflatie |
de longinhoud is groot
genoeg maar het diafragma staat platter met als gevolg steeds hoger ademen;
dit kan tot zuurstoftekort leiden. |
Hypoventilatie |
De ademhalingsspieren
hebben niet voldoende kracht om genoeg lucht in te ademen |
Hypoxie |
tekort aan zuurstof in de
weefsels, waardoor in de cellen een tekort aan zuurstof ontstaat en zij niet
optimaal kunnen functioneren. |
Hypoxemie |
beginfase van hypoxie |
Klaplong |
(pneumothorax) ontstaat
wanneer in de ruimte tussen de longen en de borstwand luchtlekken ontstaan.
Deze lucht duwt op de buitenkant van de longen en zorgt ervoor dat deze
inklapt. In de meeste gevallen zal slechts een deel van de long inklappen. Dit kan worden veroorzaakt
door een stomp of penetrerend borstkasletsel, bepaalde medische procedures
aan de longen of schade die veroorzaakt wordt door een onderliggende
longaandoening. Soms kan een klaplong ontstaan zonder duidelijke reden. Een
klaplong veroorzaakt plotselinge pijn in de borstkas en kortademigheid. |
Kortademigheid |
is een abnormale en
onaangename gewaarwording van moeilijkheden met de ademhaling. Zowel de
subjectieve beleving als meer objectieve bevindingen zijn van belang voor het
vaststellen van het probleem en de diagnostiek van kortademigheid.
Omschrijvingen zijn bijvoorbeeld ‘kort’, ‘kort van adem’, ‘druk op de borst’,
‘benauwdheid’. |
O2 |
Zuurstof |
Pulmonale hypertensie |
hoge bloeddruk in de
longvaten. Normaal is de bloeddruk in de longvaten ongeveer 20 over 10 mm Hg
druk (gemiddelde druk van 15). Dat is veel lager dan in de rest van het
lichaam waar de bloeddruk ongeveer 120 over 80 mm Hg druk is. Het is een
zeldzame, progressieve en ongeneeslijke aandoening. |
Saturatie |
is de term die gebruikt
wordt om te bepalen hoeveel zuurstof weefsels in het hele lichaam, of in
bepaalde delen van het lichaam, wordt opgenomen. Bij een verlaagde
zuurstofsaturatie voelen mensen zich niet prettig. Kenmerken: hoofdpijn,
vermoeidheid, versnelde hartslag en kortademigheid; een misplaatst gevoel van
euforie of verwardheid. Gehanteerde waarden: 96% - 100% normaal bij
gezonde mensen 92% - 100% acceptabel bij
COPD en hartfalen (te bepalen door arts) < 95% toediening van
zuurstof overwegen (te bepalen door arts) < 90% (desaturatie),
zuurstof toedienen (te bepalen door arts). |
Stapelen |
is het ophopen van CO2
die door het lichaam niet meer afgevoerd wordt. Je merkt er als patiënt
weinig van omdat je suf wordt, wat kan leiden tot coma; in het uiterste geval
kan je eraan overlijden. Barstende hoofdpijn bij het
opstaan kan een indicatie zijn van zuurstoftekort. |
Thorax |
de medische term voor de
borstholte. Hij strekt zich uit van de onderkant van de nek tot de
middenrifspier. De borstholte wordt ondersteund en beschermd door de ribben,
het borstbeen en de wervelkolom. De hoofdorganen in de thorax zijn het hart,
de longen, de slokdarm en meerdere grote bloedvaten zoals de aorta en de
longbloedvaten. |
Trombose |
Een bloedstolling in een
van de aderen, waardoor het bloedvat wordt afgesloten. Trombose kan ontstaan
als de bloedvaten aan de binnenkant niet glad meer zijn, er sprake is van een
onregelmatige bloedstroom en/of een veranderende samenstelling van het bloed.
. |